We are pleased to announce the winners of the NINO BA Thesis Prize 2022:
◊ BA Thesis, First Prize: Mark Eertink
◊ BA Thesis, First Runner-up: Kiki Freriks
The prize consists of € 400 for the best BA thesis and the runner-up receives an honorable mention.
We received a total of seven BA theses this year – all from Leiden University (Ancient Near Eastern Studies and Archaeology) – and no MA theses. All theses were graded with an 8 or higher by the supervisors and the jury was impressed by the exceptional merit of each.
We would like to thank our jury for evaluating the competing theses in two rounds. Awarding the prize would not have been possible without the efforts of our esteemed colleagues: Canan Çakirlar, Georg Cyrus, Olaf Kaper, Rob Demaree, Koen Donker van Heel, Carina van den Hoven, Lidewijde de Jong, Daniel Soliman, Jonathan Stökl, Benjamin Suchard, Shiyanthi Thavapalan, Willemijn Waal (chair), and Caroline Waerzeggers.
The jury selected one winner and one runner-up.
BA in Ancient Near Eastern Studies (Assyriology), Leiden University; thesis supervisors: Dr. J.G. Dercksen and Dr. J.H.E. Krul.
One of the most universal expressions of language is probably the invective, that is to say insults, slurs, and other offensive utterances. As a scholarly discipline, ‘swearing research’ has been slow to take hold, but is now increasingly popular among historians, and to a lesser extent linguists. Within the field of Assyriology we know of many texts that contain derogatory language, which have been studied in isolated contexts.
This thesis marks the first systematic study into insults in the Old Babylonian lexicon. It incorporates Sumerian school texts – famous for their combative dialogues – and letters from the AbB and ARM series. It lays the groundwork for further research in the form of a database that includes over 900 entries: insults from various contexts, as well as the terms that denote the act of insulting. This forms the basis for a typology that characterises every insult by language, genre, type, directness, context, and other categories.
A number of interesting patterns are immediately visible. Firstly, a very small number of literary texts accounts for the majority of insults that were collected. However, the types of slurs generally correspond with those found in less represented categories, such as personal letters. Secondly, one can identify a division between extensive offensive statements with a build-up and punchline, and individual insulting words. Animal names are common here, especially ‘dog’ and ‘pig’, but more creative ones also occur abundantly. Thirdly, the inclusion of insulting terms (e.g. ṭapālum “to insult”) allows us to cross-reference them with their respective most popular insults. This is especially useful to determine what the ancient authors of the texts perceived as offensive, rather than us modern commentators. Lastly, and perhaps most importantly, the collection and study of insults shows just how human they were.
The results demonstrate the promising possibilities of this new branch of Assyriological scholarship. They are not necessarily restricted to the negative and belligerent aspects of humanity communication. The study of offensive language can also, for example, serve to study the social context of literature produced by the scribal elite, and by extension rhetoric, argumentation, or sentiment among real-life historical agents in different settings.
This BA thesis is of exceptional quality and ambition. Breaking new ground in the study of invective language use in Old Babylonian “daily” speech (letters) and in OB Akkadian and Sumerian literature (Edubba, mostly), the student demonstrates his philological expertise in both Akkadian and Sumerian as well as his ability to identify new developments in the social sciences and apply these successfully to the field of Assyriology.
The most impressive part of the thesis is the number of primary sources the student has analyzed and/or consulted: 429 literary texts and 3597 non-literary texts (mainly letters) in two cuneiform languages. Taking such an exhaustive and systematic approach is unique for a BA thesis.
The external database constructed as a part of this project (made available through the student’s academia.edu page) is another great outcome: it reveals that the student is far-sighted as it will no doubt allow him to pursue this subject further. More than this, it bespeaks a level of commitment and professionalism to the work that goes beyond the BA level. The student also demonstrates an impressive familiarity with the latest tools and methods in the field of Assyriology, and moreover, his work is well informed on current research on “swearing” in sociology.
BA in Ancient Near Eastern Studies (Egyptology), Leiden University; thesis supervisors: Dr. B.J.J. Haring and Dr. K. Donker van Heel.
Het determinatievensysteem is een fascinerend onderdeel van de oud-Egyptische schriftsystemen. In recent onderzoek wordt er steeds meer aandacht besteed aan (Egyptische) determinatieven in het licht van het taalwetenschappelijk fenomeen van classificatie. Voorgesteld wordt, ten eerste, dat het Egyptische determinatievensysteem in feite een systeem van classifiers is (morfemen die gebruikt worden om woorden in te delen in bepaalde (cognitieve) categoriëen), zoals die ook voorkomen in moderne gesproken talen. Ten tweede, voor onderzoekers als Orly Goldwasser zou deze vergelijking ook betekenen dat de categorieën gecreeërd door het determinatievensysteem staan voor zogenaamde conceptual categories, en dus iets zeggen over een indeling in de ‘Egyptische geest’. Over deze ideeën bestaat discussie, onder andere omdat Egyptische determinatieven alleen in het schrift, en niet in de gesproken taal voorkwamen.
Een aspect dat in studies naar determinatieven in deze kwestie vaak onderbelicht is gebleven, is het schrifttype waarin de desbetreffende teksten zijn geschreven. In egyptologisch onderzoek is dit onderscheid zeer relevant, aangezien de Egyptische taal gedurende zijn geschiedenis tegelijkertijd het (monumentale) hiërogliefenschrift en (cursieve) hiëratische schrift in gebruik had. In deze scriptie worden de verschillen in determinatievengebruik in hiëroglifische en hiëratische teksten onderzocht. Na een introductie over (onderzoek naar) zowel determinatieven als taalwetenschappelijke classifiers, volgt onderzoek naar verschillen en overeenkomsten in determinatievengebruik in hiëroglifische en hiëratische teksten. De besproken case studies zijn teksten uit de genres van harpenaarsliederen en liefdespoëzie, met een kleine uitstap naar de Kadesj-teksten ter vergelijking. Bij elke onderzochte tekst wordt aandacht besteed aan welke determinatieven bij welke woorden in gebruik waren, als ook het totaal aantal gebruikte determinatieven, de hoeveelheid woorden die meer dan één determinatief ontvangen, het aantal verschillende gebruikte determinatieven en het aantal unieke determinatieven.
De resultaten van dit onderzoek wijzen uit dat er aanzienlijke verschillen zijn op te merken in alle onderzochte aspecten van het gebruik van determinatieven in hiëroglifische en hiëratische teksten. Zo krijgen woorden in hiëroglifische teksten bijvoorbeeld vaker geen determinatief, en wordt er in hiëratische teksten vaker meer dan één determinatief bij een woord gebruikt. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met eerder onderzoek naar verschillen die in de loop der tijd optreden in determinatievengebruik.
Het is belangrijk dat in toekomstig onderzoek naar determinatieven voldoende aandacht wordt besteed aan de schriftsoort waarin teksten geschreven zijn. Het blijkt dat ‘buiten-talige’ aspecten als cursiviteit van het schrift, iconiciteit van tekens en zelfs materiaal en beschikbare ruimte, invloed kunnen hebben op determinatiefgebruik. Deze resultaten kunnen dus ook nieuw licht schijnen op theorieën over determinatieven als classifiers. Deze fysieke aspecten kunnen per definitie niet in acht worden genomen bij onderzoek naar gesproken talen. Hoewel het waardevol kan zijn determinatieven te beschouwen een complex classificatiesysteem, geven deze conclusies aan dat we in toekomstig onderzoek voorzichtig moeten zijn de (schriftelijke) Egyptische determinatieven in een (te) directe vergelijking te plaatsen met classifiers in gesproken talen. Mijn observaties verwijderen het Egyptische determinatievensysteem verder van een universeel linguïstisch fenomeen, en brengen het dichter bij de persoonlijk en praktische realiteit van een schrijver en tekst.
‘A BA thesis of an exceptionally high level’; the research question is well defined and the research is well executed. The thesis introduces a new aspect in the investigation of determinatives and classifiers, and the conclusions are convincing, and show that more research on this topic is desirable. The study is an impressive and original contribution to the field, which is highly unusual for a BA thesis.